×

Naar aanleiding van allerlei vragen zoals die rond de rol van de vrouw in de gemeente en rond huwelijk en seksualiteit vindt er in de gereformeerde/reformatorische en evangelische wereld weer een intensieve discussie plaats over het gezag en de regels voor de uitleg van de Bijbel (de hermeneutiek). Dit blijkt uit een toenemend aantal publicaties. Dit nieuwe boek van Henk van den Belt is de meest recente bijdrage aan deze discussie. Wat biedt de schrijver in deze omvangrijke studie?

Van den Belt wil met dit boek vooral de gereformeerde schriftleer opnieuw uitleggen en daarbij ingaan op de actuele vragen die nu op ons afkomen. Daarnaast wil de auteur laten zien hoe het geloof goed samen kan gaan met een wetenschappelijke houding.

Pneumatologische aanpak
De ondertitel van het boek zou je op een relativistische manier kunnen lezen; zoiets als het aangeven van allerlei mogelijkheden om de Bijbel te verstaan zonder daarbij noodzakelijk een keuze te maken. Alhoewel de schrijver aangeeft dat ons kennen en verstaan beperkingen kent, is dit niet wat hij bedoelt. Hij wil juist aangeven dat we verwonderd zijn over het feit dat we de Bijbel kunnen verstaan omdat we geloven dat het Gods Geest is die door de Schriften spreekt. En dat brengt ons bij de kern van de benadering van Van den Belt in dit boek. De typische hedendaagse hermeneutische vraag die hij wil beantwoorden is: “Wat ben je aan het doen als de Bijbel uitlegt?” Hij beantwoordt de vraag vanuit de pneumatologie, de leer van de heilige Geest (p.11). De heilige Geest werkt niet alleen in het ontstaan maar ook in de acceptatie, het verstaan, de uitleg en de toepassing van de Bijbel. Deze visie bepaalt vervolgens wat wij doen als we de Bijbel uitleggen.

Geestspraak. Hoe we de Bijbel kunnen verstaan

Geestspraak. Hoe we de Bijbel kunnen verstaan

Uitgeverij Kok. 472 pagina's.

“Het belangrijkste is dat dit boek er wat mij betreft in is geslaagd om verwondering te wekken dat wij de Bijbel kunnen verstaan.”
– Kees van Kralingen

Uitgeverij Kok. 472 pagina's.

Ontstaan en acceptatie van de Bijbel
Het boek bestaat uit twee delen. Het eerste deel (de eerste vijf hoofdstukken) gaan over de Bijbel zelf. De auteur behandelt hierin de volgende onderwerpen: de heiligheid van de heilige Geest, de eenheid en de inspiratie van de Bijbel, de illuminatie (verlichting) door de heilige Geest en de autorisatie van de Bijbel (met name de vorming van de canon). Het tweede deel (de hoofdstukken 6 t/m 10) gaan over de acceptatie van de Bijbel: hoe wij de Bijbel ontvangen, lezen, interpreteren en toepassen onder leiding van de heilige Geest. De onderwerpen die hierin aan de orde komen zijn: het getuigenis van de heilige Geest in het hart van de gelovigen ten aanzien van de Bijbel, de toepassing in dogmatiek en ethiek, de rol van de algemene of universele openbaring en de relatie met Gods openbaring in de Bijbel, de functie van de heilige Geest die Gods wet in ons hart legt en wat dit betekent voor morele kwesties, met als afsluiting de rol en het belang van de context van de gemeenschap de heiligen.

Positiebepaling
De vragen over de uitleg en toepassing voeren ons terug op de vragen hoe wij dingen kunnen weten in het algemeen (de epistemologie) en welke rol taal speelt in de interpretatie van teksten. Een cruciale vraag is of en in hoeverre wij de betekenis van een tekst en de bedoeling van de auteur van de tekst kunnen kennen. Van den Belt wijst het rationalistische funderingsdenken van de Verlichting af. Dat legt de criteria voor ons kennen in de autonome menselijke vermogens. Tegelijk beargumenteert hij dat het postmoderne alternatief van radicaal relativisme ook geen begaanbare weg is. Volgens de auteur gaat het werk van post-conservatieve theologen zoals Stanley Grenz en John Franke te veel mee met deze postmoderne benadering.

De auteur kiest ervoor om gebruik te maken van wat bekend staat als de ‘reformed epistemology’ van o.a. Plantinga en Wolterstorff, ook wel aangeduid als gematigd funderingsdenken. Van den Belt betrekt in deze aanpak de rol van de heilige Geest en noemt deze benadering daarom liever pneumatologisch funderingsdenken. Hij had hiervoor expliciet kunnen wijzen op het werk van Plantinga, die in zijn model van Warranted Christian Belief de functie van de heilige Geest een essentiële plaats toekent. Het resultaat is gelijk aan wat de belijdenis van The Gospel Coalition als volgt stelt: “Wij belijden dat zowel onze beperktheid als onze zonde het voor ons onmogelijk maakt om Gods waarheid uitputtend te kennen, maar wij bevestigen dat wij door de verlichting met de Heilige Geest Gods geopenbaarde waarheid wel werkelijk kunnen kennen.” De bron en het fundament voor ons kennen is dus niet de menselijke autonome rede, maar Gods openbaring door Zijn Woord en Geest. Het gezag van de Schrift is dan het gezag van God die spreekt en zich openbaart door de heilige Geest.

Van den Belt bespreekt in dit verband ook het gebruik door theologen van de taalhandelingstheorie en het beeld van een toneelspel. Alhoewel deze ideeën nuttige inzichten opleveren is er een risico van het teveel toegeven aan relativisme en daarmee een verzwakking van het gezag van de Schrift.

Tegelijk geeft Van den Belt een kritische bespreking van het concept van de foutloosheid (‘inerrancy’) van de Bijbel omdat deze aanpak te veel ruimte kan geven aan de autonome rol van de mens op basis van het funderingsdenken van de Verlichting. Mede daarom is het begrip foutloosheid later weer verklaard in termen van onfeilbaarheid (o.a. door Kevin Vanhoozer). Van den Belt pleit er daarom voor om over de Bijbel te spreken als ‘onfeilbaar betrouwbaar’.

Dit laatste hangt samen met de pneumatologische benadering van de auteur. De Schrift is onfeilbaar betrouwbaar omdat het de openbaring is van God door de Geest van de waarheid. De heilige Geest is de Geest van de waarheid omdat Hij ook de Geest is van Christus, die de weg, de waarheid en het leven is.

Van den Belt past deze pneumatologische benadering zoals gebruikelijk toe op het proces van het ontstaan van de Schrift inclusief de vaststelling van de canon. Nieuw is echter dat hij deze benadering uitbreidt tot de redactie en tekstuele overlevering van de Bijbeltekst.

Hermeneutiek in drie concentrische cirkels en tien regels
Van den Belt werkt deze benadering vervolgens verder uit in wat dit betekent voor de hermeneutiek. Het gaat om drie vragen, weergegeven in drie concentrische cirkels. De buitenste cirkel gaat over de eerste vraag: “wat betekent de tekst?” Dit vaststellen kan lastig zijn, maar op basis van bovengenoemde positiebepaling en met hulp van de oude hermeneutische regels is het zeker mogelijk om tot goed beargumenteerde uitspraken te komen. De tweede vraag is: “wat maakt de tekst, de Bijbel nu zo bijzonder?” Het antwoord wordt bepaald door confessionele vooronderstellingen en is door de auteur in het eerste deel van het boek gegeven. In de derde, binnenste cirkel gaat het om de vraag naar de concrete toepassing voor leer en leven, en dit komt vooral aan de orde in het laatste deel van het boek. Van den Belt vat zijn visie samen in 10 hermeneutische regels.

De auteur wil het boek niet afsluiten zonder een bescheiden poging om te laten zien wat deze benadering betekent voor een aantal prangende hedendaagse vragen. Uiteraard kan hij deze vragen niet uitputtend behandelen, maar hij geeft wel een aanzet die uitnodigt tot verder gesprek en studie.

Enkele opmerkingen
Er zijn allerlei aspecten van deze omvangrijke en belangwekkende studie die uitnodigen tot reactie, maar ik beperk me tot de volgende punten:

De tweede hermeneutische regel stelt het volgende: “In een grote verscheidenheid aan genres en historische contexten wordt de Bijbel gekenmerkt door de eenheid van de Geest; daarom zoek je bij de uitleg en toepassing in de verscheidenheid altijd naar een diepere geestelijke eenheid.” De vraag is echter wat de auteur bedoelt met de uitdrukking ‘eenheid van de Geest.’ Bedoelt hij dat het werk van de Geest een eenheid is? Daar lijkt het op omdat hij als implicatie noemt dat we daarom zoeken naar ‘een diepere geestelijke eenheid’. Maar deze term wordt niet nader gespecificeerd, alhoewel de auteur hier en daar verwijst naar het genadeverbond dat als concept het Oude en Nieuwe Testament verbindt. Dit vraagt om verdere concrete uitwerking. De behoefte daaraan wordt nog onderstreept als we dit punt in verband brengen met de vierde hermeneutische regel, die stelt: “De apostelen en evangelisten zien het Oude Testament als het Woord van God en betrekken de boodschap op Christus; daarom zoek je eerst naar de betekenis van de tekst in de oudtestamentische context, maar vervolgens ook naar de vervulling ervan in Christus.” Dit verwijst terecht naar de heilshistorische ontwikkeling in de Bijbel en hoe die een rol speelt in de uitleg. Maar dan rijst vervolgens de vraag naar de samenhang tussen enerzijds ‘een diepere geestelijke eenheid’ en anderzijds deze heilshistorische ontwikkeling. Juist de benadering vanuit de pneumatologie wijst op de dynamiek van Gods werk in de geschiedenis met als climax de vervulling in Christus die doorgaat tot de wederkomst. Dit is een uitvoerig onderwerp en de auteur kan hier uiteraard maar beperkt aandacht aan besteden. Het antwoord op deze vraag is echter wel van groot belang, niet alleen voor de uitleg, maar ook voor allerlei toepassingen (denk aan de discussie over de rol van de wet / wetten in OT en NT). De auteur had hier wellicht nog iets meer over kunnen zeggen en/of kunnen verwijzen naar de literatuur op dit gebied (zoals op het gebied van wat in het Engels Biblical Theology wordt genoemd).

Een ander punt is de spannende vraag wat de Schriftleer zoals Van den Belt die formuleert betekent voor de discussie over het al of niet openstellen van de ambten voor vrouwen. Puur kijkend naar de betekenis van de teksten kun je volgens de auteur aanwijzingen voor beide standpunten vinden. De beslissingen vallen dus binnen de tweede en derde cirkel. De auteur noemt zowel de schepping als de verlossing als fundament voor de verhouding tussen man en vrouw in het huwelijk en in de gemeente (de presentatie op bladzijde 290 vind ik niet erg helder). Hij komt m.i. terecht tot de conclusie dat “de afwijzing van vrouwen in een regerend ambt berust niet op enkele zogenaamde zwijgteksten maar op het spreken van de hele Schrift over de man-vrouwverhouding” (blz. 292). Hij pleit voor een onderscheid tussen een regerend en een dienend ambt, waarbij het laatste ook open kan staan voor vrouwen. De auteur doelt op het diakenambt, maar suggereert dat daarnaast ook andere mogelijkheden verkend zouden moeten worden omdat er meer taken in de gemeente kunnen zijn dan die van ouderling/predikant of diaken. Dit is een suggestie die de moeite van verdere studie waard is, alhoewel het wel de vraag is of je een regerend ambt zo sterk kunt scheiden van een dienend ambt. Juist de combinatie van de twee is van wezenlijk belang in het werk van Christus als de ‘Koning-Knecht’.

Conclusie
Dit omvangrijke maar vlot leesbare boek is een belangwekkende bijdrage aan de discussie over het gezag en de interpretatie van de Bijbel. De auteur gaat vrijmoedig de confrontatie aan met de uitdagingen van de postmoderne filosofie en hermeneutiek. Hij komt tot een gedegen en vernieuwende formulering van de gereformeerde Schriftleer terwijl hij niet aarzelt om specifieke punten die de invloeden van het meer rationalistische Verlichtingsdenken verraden onder kritiek te stellen. De auteur aarzelt ook niet om zijn opvatting toe te passen op een aantal actuele en prangende vragen. Hij geeft een aantal aanzetten die uitnodigen tot verdere discussie. De auteur is bijzonder belezen zoals blijkt uit de omvangrijke bibliografie.

De belangrijkste bijdrage van dit boek is de vernieuwende formulering van de gereformeerde Schriftleer vanuit de pneumatologie. De waarde van deze benadering is dat hiermee zowel een relativistische postmoderne hermeneutiek alsook een op de menselijke autonomie gebaseerde rationalistische aanpak vermeden wordt.

Van den Belt formuleert voorzichtig en dat gaat soms wel eens ten koste van de duidelijkheid. Daardoor ademt het boek echter een irenische toon en dat is een weldadige ervaring in een tijd van toenemende polarisatie die deze discussies helaas ook vaak kenmerkt.

Het belangrijkste is dat dit boek er wat mij betreft in is geslaagd om verwondering te wekken dat wij de Bijbel kunnen verstaan. Daarom van harte aanbevolen niet alleen om te lezen, maar ook verder te bespreken.

Laad meer
Laden