‘Wie mijn volgeling wil zijn, moet zichzelf verloochenen, zijn kruis op zich nemen en zo achter mij aan komen.’ Markus 8:34.
Deze uitspraak van Jezus – gedaan op een beslissend moment in de uitvoering van zijn missie – is zo belangrijk dat Mattheus, Markus en Lukas er alle drie uitvoerig aandacht aan besteden.
Wat betekent deze uitspraak van Jezus? Wat betekent ze voor ons leven hier en nu? Voor navolging in lijdenstijd, in Coronatijd?
Culturele ballast
Het kruis is voor ons zo’n overbekend symbool dat we eerst wat culturele ballast kwijt moeten om iets van de betekenis ervan te vatten.
We kennen allemaal het gezegde: “Ieder huis heeft zijn kruis.” Of we zeggen over een bekende: “Die heeft een enorm kruis te dragen!” Of over onszelf: “Ik heb ook mijn kruis hoor!” Bij de juwelier zou je dit kunnen horen (een verhaal dat onlangs iemand vertelde): “Doe mij maar zo’n kettinkje met een kruis. Nee die daar, met zo’n mannetje eraan…, die vind ik gaaf!”
Het spreken over kruis en kruisdragen is in onze tijd en cultuur compleet vervreemd van de lading die het in Jezus’ tijd had. En dan maakt het niet eens heel veel uit of seculier onbegrip danwel 2000 jaar christendom en christelijke cultuur ons belet om de betekenis direct te vatten. Er was gewoonweg geen wreder, afschrikwekkender, vernederender einde denkbaar dan dood door kruisiging.
In De Ongelooflijke Podcast vertelde Tom Holland onlangs hoe hij er iets van begon te begrijpen toen hij van dichtbij de kruisen zag die IS gebruikt had om vijanden om te brengen. IS was op dat moment zo dicht bij dat hijzelf hetzelfde gevaar zou lopen als IS hem zou gevangennemen. Tom Holland schreef het boek Dominion, in het Nederlands vertaald als Heerschappij. Een echte aanrader, zeker ook op dit punt: om te begrijpen welke gevoelswaarde het ‘kruis’ in Jezus’ tijd had.
Stel je eens voor, als denkoefening, dat we zouden zeggen: “Ieder huis heeft zijn Auschwitz…”
Bij Don Carson (Scandalous) las ik dat het kruis destijds een vergelijkbare gevoelswaarde had als Auschwitz heeft voor ons: het gruwelijkst denkbare martelwerktuig van de vijand. Wij zijn zo ‘gewend’ aan het kruis als symbool van het christelijk geloof dat we ons daar maar erg moeilijk aan kunnen ontworstelen. Maar stel je eens voor, als denkoefening, dat we zouden zeggen: “Ieder huis heeft zijn Auschwitz…” En: “Ik heb ook mijn Auschwitz te dragen hoor!” En: “Doe mij maar dat kettinkje met die man die gemarteld wordt in Auschwitz…” Hoewel ook Auschwitz voor ons alweer tientallen jaren geleden is, en geen directe actualiteit, beseffen we meteen dat deze algemene toepassing van Auschwitz absurd zou zijn, verwerpelijk zelfs, niet respectvol jegens allen die door Auschwitz moesten gaan en daar een gruwelijke dood vonden.
Wat betekent dit voor ons spreken over het kruis van Christus en ook over ons kruisdragen achter Hem aan? En zeker over onze levenskruisen? Wat betekende het kruis toen en wat betekent in het licht daarvan Jezus’ oproep om ons kruis op ons te nemen?
Radicaal
Achter Jezus willen komen, dat betekent: Hem willen navolgen. Wie Jezus wil navolgen, moet zijn eigen kruis opnemen. Daartegenover staat, dat wie dat niet doet, geen discipel van Hem kan zijn (Lucas 14:27); Mattheüs 10:38 zegt dat eveneens: “Wie niet zijn kruis op zich neemt en mij volgt, is mij niet waard.” Dat staat in het kader van de uitzending van de twaalf discipelen: wie meer van zijn vader of moeder houdt dan van Jezus, is Hem niet waard, en wie meer houdt van zijn zoon of dochter dan van Jezus, is Hem niet waard; wie zijn leven probeert te behouden zal het verliezen, maar wie zijn leven verliest omwille van Jezus, zal het behouden.
Navolging van Jezus is ontzettend radicaal. Het betekent een streep door je eigen leven, je eigen keuzes, je eigen voorkeuren en liefdes, het lijkt eerder een keuze voor de dood dan voor het leven. Hoe kan dat Evangelie zijn?
Navolging lijkt eerder een keuze voor de dood dan voor het leven. Hoe kan dat Evangelie zijn?
Theologisch bezwaar
Daar komt nog een stevig theologisch bezwaar bij. Immers, deze uitspraak doet Jezus nota bene bij de eerste aankondiging van zijn eigen lijden! Hij vertelt vanaf dat moment dat Hij veel moet lijden, gaat sterven en na drie dagen zal opstaan. Hij komt bij de kern van zijn missie. Moest Jezus niet juist naar deze aarde komen en deze missie volbrengen, omdat wij die niet konden volbrengen? Hoe kan Jezus deze unieke daad van zijn kruisdood aan al zijn volgelingen opdragen en daaraan de consequentie verbinden dat wie Hem daarin niet volgt, zijn discipel niet kan zijn en hem niet waard is? Wat blijft er over van de uniciteit van Jezus’ kruisdood?
Dan heb ik ook nog een historisch probleem waardoor ik vastloop met deze uitspraak van Jezus. Het is natuurlijk Petrus die Jezus terechtwijst als Die over zijn kruislijden begint. De reactie van Jezus is dat Hij zich omdraait, zijn leerlingen allemaal aankijkt en Petrus streng terechtwijst: ‘Ga terug, achter mij, Satan! Je denkt niet aan wat God wil, maar alleen aan wat de mensen willen.’ Vervolgens roept Jezus de menigte samen met de leerlingen en zegt: ‘Wie mijn volgeling wil zijn, moet zichzelf verloochenen, zijn kruis op zich nemen en zo achter mij aan komen.’
Dus als Petrus Jezus van het kruis wil afhouden, breidt Jezus het kruisdragen uit naar al zijn volgelingen! Het lijkt erop dat Petrus deze reactie heel goed in zijn oren heeft geknoopt. Jezus doet deze uitspraak bij de eerste aankondiging van zijn lijden. In Markus 14 staat Jezus vlak voor dat lijden. Jezus vertrekt met zijn discipelen naar de Olijfberg, en dan is het juist Petrus weer die zich heftig verzet als Jezus voorzegt dat alle discipelen aanstoot aan Jezus zullen nemen en Hem zullen verloochen. Dat ‘aanstoot nemen’ heeft de betekenis van: ontkennen in Jezus te geloven. Petrus reageert fel: Al zouden allen dat doen, ik zeker niet, ik nooit! Als Jezus vervolgens reageert met de voorzegging van Petrus’ verloochening, wordt die nog heftiger en stelliger: ‘Al zou ik met u moeten sterven, ik zal u nooit verloochenen. Alle anderen zeiden iets dergelijks.’
Petrus houdt als het ware vast aan Jezus’ eerdere opdracht om Hem in zijn lijden, zelfs in zijn kruislijden, te volgen. Hij weet dat er daarbuiten geen navolging, geen discipelschap, geen geloof, zelfs geen zaligheid is. In Mattheus 11 worden diegenen zalig gesproken die aan Jezus géén aanstoot nemen…
Petrus noch de andere discipelen voldeden dus aan de expliciete voorwaarde van Jezus voor discipelschap.
We weten allemaal hoe het is afgelopen met Petrus. Petrus noch de andere discipelen voldeden dus aan de expliciete voorwaarde van Jezus voor discipelschap.
Zowel theologisch als historisch is Jezus’ uitspraak over de noodzaak van kruisdragen door zijn volgelingen dus nogal problematisch.
Zelfverloochening
Wacht even, zeg je. Je vergeet iets. Jezus stelt kruisdagen gelijk aan zelfverloochening: ‘Wie mijn volgeling wil zijn, moet zichzelf verloochenen, zijn kruis op zich nemen en zo achter mij aan komen.’ Zelfverloochening betekent iets als: afstand doen van eigen belangen, jezelf niet tellen.
Inderdaad. Maar ook dat is iets wat Petrus nu juist niet doet. Hij verloochent Jezus driemaal. Noch letterlijk, noch figuurlijk voldoen zelfs de meest trouwe discipelen aan Jezus’ expliciete opdracht tot kruisdragen achter Hem aan.
Jezus sterft alleen, verloochend en verlaten aan het kruis. Hij blijkt de enige die tot werkelijke zelfverloochening in staat is. Hij vraagt zijn Vader om de drinkbeker van Gods toorn aan Hem voorbij te laten gaan, maar voegt eraan toe: Maar niet Mijn wil, maar Uw wil geschiede.
Jezus sterft alleen, verloochend en verlaten aan het kruis.
Met Christus gekruisigd
Na Jezus’ kruisdood wordt in het Nieuwe Testament de opdracht om je eigen kruis op je te nemen en zo Jezus na te volgen niet herhaald. Het grote goede nieuws blijkt te zijn dat Jezus in zijn eentje ons allen – met al onze zonde, ongeloof en verloochening – heeft meegenomen aan dat kruis. Toen Hij stierf, stierven ook wij. Galaten 2:20 zegt dat heel krachtig: “Ik ben met Christus gekruisigd; en niet meer ik leef, maar Christus leeft in mij.” In Christus’ kruisdood is onze oude mens gekruisigd (Romeinen 6:6), zijn we aan de zonde gestorven, zijn wij gestorven!
Jezus heeft alle voorwaarden zelf vervuld. Ook die van de zelfverloochening, ook die van het kruisdragen achter Hem. Zelfverloochening blijkt gelukkig geen voorwaarde, maar vrucht van Jezus’ kruisdood. Zelfverloochening is zo belangrijk omdat de essentie van de zonde is dat we God verloochenen, niet respecteren en geloven, maar ‘in onszelf gekromd’ leven, zoals Luther het uitdrukte. Alleen de dood van deze oude mens in Jezus’ kruisdood opent de weg naar bevrijding van onszelf.
Zelfverloochening blijkt gelukkig geen voorwaarde, maar vrucht van Jezus’ kruisdood.
Navolging in Coronatijd
Wat betekent dit voor ons leven hier en nu? Voor navolging in lijdenstijd, in Coronatijd? Dat we de zonde van ik-gerichtheid en eigenbelang-eerst, het vlees, kruisigen. Beter wellicht: Dat we op Jezus zien en ons erin verheugen dat die zonde definitief dood is in zijn dood. Zijn dood opent ons hart, hoofd en handen voor zelfopofferende dienstbaarheid aan God en onze naaste. “Want Hij, Jezus, is voor allen gestorven, opdat zij die leven, niet meer voor zichzelf zouden leven, maar voor Hem Die voor hen gestorven en opgewekt is.” (2 Kor. 5:15).
Ons kruisdragen herinnert ons aan de diepte van ons falen, onze ik-gerichtheid en hoe noodzakelijk het is dat een ander ons meeneemt aan het kruis.
Navolging wortelt in dit besef én bloeit op uit de vreugde over Jezus’ unieke kruisdood.