×

Persoonlijke herinneringen van Don Carson aan Tim Keller

Een groot man heeft ons verlaten. Het is goed dat we nadenken over wat we van hem geleerd hebben. Zijn overlijden zal zorgvuldige, geïnformeerde In Memoriams opleveren, maar dit is er niet een van. Mijn meer bescheiden doel is het delen van een paar herinneringen, zodat Tim, net als Abel, “nog steeds spreekt, ook nadat hij gestorven is” (Hebr. 11:3).

Voordat we elkaar persoonlijk ontmoetten, werkten Tim en ik samen aan een boekproject. Onder de titel Worship by the Book schreef een groep predikanten met verschillende kerkelijke achtergronden, maar allemaal zeer toegewijd aan een Bijbelverklarende bediening, lange hoofdstukken over hoe zij dachten dat de gezamenlijke eredienst eruit moest zien, inclusief voorbeelddiensten. Tim was onze presbyteriaan. Rond de tijd dat het boek verscheen (in 2002) ontmoetten Tim en ik elkaar eindelijk – eerst in Londen, waar we beiden spraken op dezelfde conferentie, en daarna in New York. Bij die laatste gelegenheid was ik in Princeton voor het een of ander, en Tim stelde me voor de sneltrein naar de stad te nemen, waar we op een terrasje lunchten.

Soms ontmoet je iemand met wie je meteen een band opbouwt. Tim was zo’n soort vriend. Onze gesprekken haperden nooit, alsof we moesten zoeken naar iets om over te praten. Theologie, de toestand van de kerk, de sterke en zwakke punten van het belijdend evangelicalisme, de dringende behoefte aan meer Schriftverklarende prediking, analyse van actuele culturele en andere tendensen in Amerika en elders, de betekenis van bepaalde bijbelpassages, geestelijke zaken – dit alles en nog veel meer vormde het onderwerp van onze gesprekken, waarbij ook tijd werd uitgetrokken voor onze gezinnen.

Theologie, de toestand van de kerk, analyse van actuele culturele en andere tendensen, de betekenis van bepaalde bijbelpassages, geestelijke zaken – dit alles en nog veel meer vormde het onderwerp van onze gesprekken.

Ik denk niet dat we het ooit over Wimbledon, de PGA Tour, de World Series, de Stanley Cup of dat soort zaken hebben gehad. Omdat Tim en Kathy hun hele leven in New York in een appartement woonden, dwaalden zijn gesprekken zelden af naar tuinen, vogelgezang en bloemen (in tegenstelling tot C.H. Spurgeon!). Nooit had hij last van to do-lijstjes gedicteerd door de achtertuin. Heel vaak spraken we over evangelisatie. Zo’n twaalf jaar geleden belden we elkaar om aantekeningen te vergelijken: hij was net terug van een bezoek aan de universiteit van Oxford, en ik van Melbourne, Australië. Dit thema – hoe vruchtbaarder te worden in evangelisatie – was een van de vele fronten waarop hij veel meer begaafd was dan ik.

En dat brengt ons bij zijn formidabel vruchtbare kwart eeuw in New York City. Veel predikers hebben megakerken gebouwd; relatief weinig hebben dat gedaan met bekeringsgroei in een zeer seculiere en stedelijke omgeving, doordrenkt van bijbels analfabetisme. Kenmerkend is dat Tims preken een Schriftverklarende vorm en opzet hadden: zijn eerste prioriteit was het uitleggen van de tekst van de Schrift. Zijn tekstuele eenheid was gewoonlijk een paragraaf, een perikoop of een hoofdstuk, niet een half vers of een esoterische uitdrukking. Hij had een ongewoon vermogen om oude waarheden op een frisse manier te vertellen. Deels werd dit bereikt door de ruimte en energie die hij in zijn toepassing van de tekst stak. Hierbij richtte hij zich niet alleen op individuele zonden en individuele behoeften, maar ook op grootschalige morele en culturele trends. Als een profeet uit het Oude Testament aarzelde Tim niet om de cultuur en de natie aan te spreken en op te roepen tot gerechtigheid en berouw. Hij was diep gemotiveerd voor de glorie van God. Hij zag snel hoe de lijnen van de Schrift, de structuur van de Bijbelse theologie, bedachtzame lezers steeds weer terugbrachten naar het evangelie. Zijn prediking leerde mensen hoe ze hun Bijbel moesten lezen. Hoewel zijn gemeente in New York grotendeels goed opgeleid was, waren zijn preken toegankelijk voor een breder publiek – ongetwijfeld het resultaat van bijna twaalf jaar preken in een wat minder ontwikkelde gemeente.

Als een profeet uit het Oude Testament aarzelde Tim niet om de cultuur en de natie aan te spreken en op te roepen tot gerechtigheid en berouw. Hij was diep gemotiveerd voor de glorie van God.

Zijn leesgewoonten waren buitensporig. Hij vond de tijd om vele boeken over sociale analyse en actuele zaken door te nemen, maar hij verslond ook historische theologie, commentaren en bredere literatuur. Een tijdlang werkte hij zich (opnieuw!) door Calvijns Institutie als onderdeel van zijn dagelijkse routine. Iedereen die hem hoorde preken herkende hoe grondig hij C.S. Lewis had bestudeerd – niet omdat hij Lewis’ theologie wilde nabootsen, maar om te leren van zijn beelden, zijn taalgebruik en zijn sympathieke apologetiek. En dit alles binnen het kader van zijn toewijding aan de Westminster Confessie.

Sommige van zijn volgelingen zagen dit niet: zij voelden zich aangetrokken tot zijn culturele analyse en zagen niet altijd hoe diep zijn prediking verbonden was met het historisch confessionalisme. En dit alles ging gepaard met een nederige vroomheid: zijn preken waren nooit zo cerebraal dat argumenten de belijdenis, het gebed en een diep gevoel van Gods aanwezigheid verdrongen. Nergens werd dit deel van Tims leven en bediening aangrijpender en indringender dan in de laatste jaren van zijn leven, toen hij tegen kanker vocht.

Zijn preken waren nooit zo cerebraal dat argumenten de belijdenis, het gebed en een diep gevoel van Gods aanwezigheid verdrongen.

De meeste mensen die tijd met Tim doorbrachten dachten dat ze tot zijn beste vrienden behoorden. Net als de apostel Johannes, die zichzelf zag als degene die Jezus liefhad, zagen niet weinig van Tims gemeenteleden zichzelf als bijzonder geliefd door hun senior pastor. Dat is een gemeenschappelijk kenmerk van een kerk die goed voor haar leden zorgt. Het is ook een maatstaf voor een voorganger die nooit zijn kalmte verliest: ik heb Tim nog nooit op het punt zien staan om ‘uit zijn vel te springen’, laat staan te vervallen in kattige of neerbuigende beoordelingen van anderen. Meer in het algemeen was een groot deel van Tims aantrekkingskracht in zijn apologetische prediking te danken aan zijn vermogen om het argument van een tegenstander nauwkeuriger en evenwichtiger samen te vatten dan de tegenstander dat kon. De verleiding om punten te scoren onder je aanhangers vernietigt soms ons vermogen om een tegenstander voor je te winnen. Dat is een valkuil waarin ik Tim nog nooit heb zien struikelen, niet één keer. Ik wou dat ik hetzelfde over mezelf kon zeggen.

Dezelfde zelfdiscipline en christelijke hoffelijkheid kwam steevast naar voren in controverses. De eerste Raad van wat later The Gospel Coalition werd, kwam voor het eerst bijeen in 2005. Tim werd gevraagd een document op te stellen dat we onze Theologische Visie op de Evangeliebediening noemden. Die proto-raad bestond uit ongeveer 40 predikanten, waarvan de meesten sterke persoonlijkheden waren met een uitgesproken mening over de veranderingen die in onze Visie moesten worden aangebracht. Wanneer iemands werk wordt bekritiseerd, is het heel gemakkelijk om geïrriteerd in het defensief te gaan, maar bij Tim heb ik daar nooit een spoor van gezien. Een broeder kwam met 50 voorgestelde verbeteringen. Tim en deze broeder namen ze een voor een door. In de meeste gevallen erkende Tim vrolijk dat de voorgestelde verandering een verbetering was, en bedankte hij zijn criticus ervoor. Die houding gaf hem ook de geloofwaardigheid om vriendelijk maar resoluut tegengas te geven als hij vond dat de suggestie van de broeder het document afzwakte – en in zulke gevallen won hij de criticus voor zich in. Deze exercitie was niet alleen belangrijk voor de verbetering van de Theologische Visie op de Evangeliebediening (en andere documenten), maar werd het kenmerk van onze werkwijze: we konden het over veel dingen oneens zijn en waren dat ook, maar we leerden van elkaar. De leden van de Raad werden vertrouwde vrienden; we brachten veel tijd door met luisteren naar en bidden voor elkaar. Een heel aantal keer zei Tim dat de bijeenkomst van de TGC-Raad zijn favoriete bijeenkomst van het jaar was. Een groot deel van de aantrekkingskracht was de kwaliteit van de relaties die, mede onder invloed van Tims eigen interacties, gegroeid was in de samenkomsten.

Een goed gevoel voor humor helpt. Tijdens onze tweede Raadsvergadering (in 2006) barstte Tim, die naast me zat, in een stil gegrinnik uit en draaide het scherm van zijn laptop naar me toe, zodat ik het kon zien. Blijkbaar had Tim tijdens een discussie over een of ander theologisch punt iets gezegd dat een ander lid van de Raad verbaasde. Dat raadslid stuurde een e-mail naar een van zijn assistenten en vatte samen wat Tim had gezegd. De assistent plaatste het online: “Tim Keller zei zojuist zus-en-zo.” Een van Tims assistenten zag het online staan en stuurde een e-mail naar zijn baas, die nog steeds naast me zat: “Heb je dat echt gezegd?” Het had nog geen 15 minuten geduurd voordat de inhoud van wat Tim had gezegd hemzelf weer bereikte. Iemand anders zou beledigd zijn geweest door wat een vertrouwensbreuk leek, maar Tim vond het grappig.

Onnodig te zeggen dat we onze afspraken over privacy hebben aangescherpt: wat in onze Raadsvergaderingen wordt gezegd, moet in onze Raadsvergaderingen blijven. (Ik ben me er niet van bewust dat deze eenvoudige regel in de daaropvolgende jaren is overtreden). Maar het gegrinnik van Tim, dat met de groep werd gedeeld, hielp ons het moment door te komen. Tim was niet iemand die moppen tapte voor de moppen, maar hij had een fijn ontwikkeld gevoel voor humor.

Het zou verkeerd zijn om deze memoires af te sluiten zonder iets te zeggen over Kathy, of beter gezegd, Tims respect voor Kathy. Van de vele, vele keren dat ik hem heb horen preken, heeft hij slechts zelden de preek beëindigd zonder een verwijzing naar zijn vrouw. Hetzelfde geldt voor mijn privégesprekken met Tim: het was ongebruikelijk hem niet te horen zeggen wat Kathy dacht of iets te horen vertellen uit haar eigen ervaringen met genade en de evangeliebediening. Nooit, niet één keer, hoorde ik een kleinerende opmerking over haar, zelfs niet voor de grap. Simpel gezegd, Tim hield van zijn vrouw en iedereen wist dat. Ze groeiden naar elkaar toe door de decennia heen, en nooit meer dan toen Tim zijn laatste ziekte kreeg. Ik ben vast niet de enige aan wie Tim toevertrouwde dat hij en Kathy tijdens die ziekte meer dan ooit samen huilden en meer dan ooit van elkaar hielden.

We hebben een groot man verloren.

Laad meer
Laden