×

Zonder de Heilige Geest geen plaatsvervangende verzoening voor de zonde

Wanneer christenen denken aan de verlossing door het verzoeningswerk van Christus is hun aandacht gericht op Jezus Christus en Die gekruisigd. En dat is juist. Maar hoe juist deze gerichtheid ook, toch was de Zoon niet de enige Persoon van de Drie-eenheid die betrokken was bij het offer voor de vergeving van de zonde van de mens.

We mogen inderdaad denken aan het handelend optreden van de Vader in het sterven van Zijn Zoon. Ten slotte was de angstige uitroep van Jezus aan het kruis: ‘Mijn God, Mijn God, waarom hebt U Mij verlaten?’ (Mark.15:34 (HSV), waarin Ps.22:1 doorklinkt). Daarna riep Jezus luid op Zijn laatste ademtocht: ‘Vader, in Uw handen beveel Ik Mijn geest.’ (Luk.23:46, HSV). Deze woorden op Jezus’ laatste ademtocht onderstrepen de rol van de Vader in het zoenoffer.

De rol van de Heilige Geest is minder duidelijk. Wat in het algemeen ook kan worden gezegd, aangezien theologen trachten de nogal geringe aandacht die er aan de Geest wat betreft de schepping, het verlossingwerk en de voleinding wordt geschonken te herstellen. Het werk van de Heilige Geest dat misschien wel het meest wordt genegeerd is Zijn rol in de verzoening van zonden. Wat ons bij ons onderwerp brengt, waarbij twee zaken zullen worden beantwoord: (1) de rol van de Heilige Geest (2) in het plaatsvervangend straflijden tot verzoening.

Het werk van de Heilige Geest dat misschien wel het meest wordt genegeerd is Zijn rol in de verzoening van zonden.

Het tweede punt van aandacht heb ik gekozen, omdat het plaatsvervangend straflijden in toenemende mate door theologen[i] wordt aangevallen. Anderen blijven erbij dat plaatsvervangend straflijden het hart is van het verzoeningswerk[ii]. Voordat we te hard van stapel lopen, zullen we eerst een begripsbepaling moeten geven.

Verzoening door plaatsvervangend straflijden: begripsbepaling

Verzoening door plaatsvervangend straflijden voor de zonde is een interpretatie of een model van wat door Christus’ kruisdood is verwezenlijkt. Zoals ik elders al beschreven heb, zijn dit de voornaamste grondprincipes[iii]:

  1. De verzoening is gegrondvest op de heiligheid van God, de volkomen Heilige, op Hem Die de zonde haat en bestraft.
  2. Er moet voor de zonde worden betaald.
  3. De mens is niet in staat deze straf voor zijn zonde te voldoen en zodoende het leven te ontvangen; sterker nog, de straf ís de dood.
  4. Alleen God kan de straf op de zonde betalen, maar om voor de mens te voldoen moet Hij deelhebben aan de menselijke natuur.
  5. Door Zijn dood heeft Jezus Christus, God én mens, verzoening voor de zonde van de mens gedaan.
  6. Verzoening móest op deze manier plaatsvinden (‘het dogma van plaatsvervangend straflijden’).

Deze begripsbepaling stelt weliswaar, overigens geheel juist, de rol van de Zoon centraal, maar daarmee is lang niet alles gezegd, want de Zoon handelt nooit alleen.

Het ondeelbaar handelen en de Heilige Geest

Aangezien God drie-enig is, wordt het werk van de tweede Persoon niet gescheiden van het werk van de eerste en van de derde Persoon. Dit wordt vanouds het ‘dogma van het ondeelbaar handelen’ genoemd, wat betekent dat in ieder goddelijk werk zowel de Vader, als de Zoon, als de Heilige Geest ondeelbaar handelen vanuit dezelfde wil en kracht. In het goddelijke handelen bij de schepping, bijvoorbeeld, maakte God de Vader de wereld door Zijn Woord – het werk van de Zoon – (Joh.1:3), terwijl de Heilige Geest boven de watervloed zweefde (Gen.1:2).

Dus ook hier, in het goddelijk verzoeningswerk, werkten de drie Personen onlosmakelijk samen. Om precies te zijn: God de Vader zond God de Zoon om mens te worden en om zichzelf middels het plaatsvervangend straflijden op te offeren voor de zonde van de mens (Joh. 3:16-17; Gal. 4:4-5; 1 Joh. 4:10). God de Zoon gaf Zich vrijwillig om door God Zijn Vader te worden gezonden, mens te worden en in gehoorzaamheid de wil van Zijn Vader uit te voeren, om verzoening door plaatsvervangend straflijden te volbrengen (Joh.4:34; 5:36).

Maar hoe zit het dan eigenlijk met de Heilige Geest?

De Geest was gedurende het hele proces werkzaam

God de Heilige Geest was van begin tot eind werkzaam in het goddelijk verzoeningswerk.

Ten eerste was de Heilige Geest de goddelijke Persoon Die bij de menswording de conceptie van de Zoon in de baarmoeder van de maagd Maria tot stand bracht. Zoals de engel haar verkondigde: ‘De Heilige Geest zal over u komen en de kracht van de Allerhoogste zal u overschaduwen. Daarom ook zal het Heilige Dat uit u geboren zal worden, Gods Zoon genoemd worden’ (Luk. 1:35, HSV). Het productieve aandeel van de Geest in dit ‘nieuwe’ schepsel loopt in sommige opzichten parallel aan Zijn vruchtbare aandeel in de ‘oude’, oorspronkelijke schepping (Gen. 1:2). Net als toentertijd is ook hier het werk van de Geest essentieel, aangezien er geen verzoening zonder de menswording kan plaatsvinden (Heb. 2:9,17).

Ten tweede, was Jezus Christus, vanaf de conceptie en gedurende zijn hele aardse leven, ‘zonder maat’ vervuld met de Heilige Geest (Joh. 3:34). Dit houdt in dat, terwijl Hij volledig God in een eeuwige verbintenis met de Geest was, de mens geworden Zoon tevens intensief de inwoning van de Geest genoot en van Hem zeer veel macht en kracht ontving. Deze met de Geest verrijkte aanwezigheid hield in dat iedere keer wanneer de mens geworden Zoon handelde – en zodoende de Vader Die Hem had gezonden gehoorzaamde, verleiding weerstaand, goddelijke woorden sprekend, Zijn leerlingen liefhebbend, het Evangelie verkondigend, de zieken genezend, demonen uitdrijvend, de confrontatie met religieuze leidsmannen aangaand – Hij gezalfd was met de volheid van de Geest (zie bijvoorbeeld: Luk. 4:18; Mat. 12:28; Hand. 10:38).

Ten derde, omdat de Heilige Geest tijdens Jezus’ hele leven bij Hem heeft ingewoond, heeft Hij Jezus dus niet verlaten in Zijn smartelijk sterven. In plaats daarvan heeft de mens geworden Zoon juist Zijn plaatsvervangend verzoeningswerk ondergaan, ondersteund door de Heilige Geest. Hierbij is Hebreeën 9:14 de sleuteltekst. In een passage over de reinigende kracht van Jezus’ bloed zegt de schrijver dat de Mensenzoon ‘door de eeuwige Geest Zichzelf smetteloos aan God geofferd heeft’ (HSV).

Nogmaals, het aandeel van de Geest in Jezus’ sterven onderstreept het ondeelbaar handelen van de Drie-eenheid. Wie heeft Zichzelf ten offer gegeven? God de Zoon. Aan wie heeft de Zoon Zich ten offer gegeven? Aan God de Vader. En hoe heeft de Zoon Zich aan de Vader ten offer gegeven? Door God de Heilige Geest. Anders gezegd: doordat de Geest aanwezig was bij de kruisdood was het mogelijk dat de Zoon ‘het kruis [heeft] verdragen en de schande veracht’ (Hebr. 12:2, HSV) en zijn verzoening door plaatsvervangend straflijden heeft bewerkstelligd.

En tenslotte, als vierde: de dood heeft niet het laatste woord. De kruisiging werd door de opstanding gevolgd (Hand. 2:24), waardoor verzoening pas van kracht werd (1Kor. 15:17), waarbij de Geest ook een essentieel aandeel had. Paulus, bijvoorbeeld, benadrukt dat het eerste handelen van de Vader om de Zoon op te wekken uit de dood door de Heilige Geest werd uitgevoerd: ‘En als de Geest van Hem Die Jezus uit de doden opgewekt heeft, in u woont, zal Hij Die Christus uit de doden opgewekt heeft, ook uw sterfelijke lichamen levend maken door Zijn Geest, Die in u woont’ (Rom. 8:11, HSV).

Dit leven brengende werk van de Geest zou ons niet moeten verbazen. Jezus Zelf heeft het immers bevestigd: ‘De Geest is het Die levend maakt (…)’ (Joh. 6:63, HSV). Het geheimenis van de goddelijkheid belijdt, dat Jezus werd ‘gerechtvaardigd in de Geest’, waaraan in 1 Timotheűs 3:16, met betrekking tot de opstanding, wordt gerefereerd. En Paulus onderstreept dat er wat ‘de Geest van heiliging betreft (…) met kracht bewezen [is] dat Hij de Zoon van God is, door Zijn opstanding uit de doden (…)’ (Rom. 1:4, HSV). Van Christus kan worden gezegd dat Hij voor onze rechtvaardiging is opgewekt, doordat middels de opstanding de Geest Christus’ verlossingswerk heeft bekroond (Rom. 4:25).

Kortom: de Heilige Geest heeft van het begin tot het eind, het hele proces van de verzoening door plaatsvervangend straflijden door, gehandeld.

Artikelen ter verdieping[iv]

  • These Three Atone: Trinity and Atonement – Fred Sanders
  • The Atonement and the Holy Spirit – Christopher R.J. Holmes
  • Penal Substitution – Stephen R. Holmes

[i] Zie: Recovering the Scandal of the Cross: Atonement in New Testament and Contemporary Contexts– Mark D. Baker & Joel B. Green; The Nonviolent Atonement – J. Denny Weaver; Violence, Hospitality, and the Cross – Hans Boersma; Saved from Sacrifice: A Theology of the Cross – Mark S. Heim; Proclaiming the Scandal of the Cross: Contemporary Images of the Atonement – Mark D. Baker.

[ii] Zie: In My Place Condemned He Stood: Celebrating the Glory of the Atonement – Prof. J. I. Packer, Ph.D. (hoofdstuk 2).

[iii] Zie: The Baker Compact Dictionary of Theological Terms – Gregg R. Allison

[iv] Deze artikelen zijn opgenomen in: T&T Clark Companion to Atonement – onder redactie van Adam J. Johnson. Uitgegeven door: Bloomsbury T & T Clark, 2017.

Vertaling: Henk van ter Meij

Laad meer
Laden