Door het geloof is hij een inwoner geweest in het land van de belofte als in een vreemd land en heeft hij in tenten gewoond, met Izak en Jakob, die mede-erfgenamen waren van dezelfde belofte. Want hij verwachtte de stad die fundamenten heeft, waarvan God de Ontwerper en Bouwer is (Heb. 11:9-10).
We hebben een kantelpunt bereikt. Onze cultuur is een maalstroom van allerlei krachten die nationale en internationale zaken domineren. Sommige van Gods mensen vechten ertegen. Anderen zijn meegesleurd of verdwenen.
Tegelijkertijd worden we geconfronteerd met buitengewone persoonlijke en geestelijke verleidingen. We worden op ongekende manieren verleid door seks, geld en macht. Het is een tumultueus tijdperk en het lijkt erop dat het alleen maar erger zal worden, in ieder geval de komende eeuw of nog langer. Tegenover deze toenemende druk vechten we voor het geloof, klampen we ons vast aan Gods Woord en vragen we ons af wat er gebeurd is met Gods beloften voor dit land.
Welkom in de wereld van Genesis 14. We zullen nadenken over hoe het eruit ziet om op te komen voor het geloof als een kleine minderheid die omringd wordt door tirannie en verleiding. Abraham zal ons laten zien hoe we de strijd in de cultuur kunnen aangaan zonder toe te geven aan groepsvorming of zonder ons terug te trekken in stilzwijgen. “De Abrahamoptie”, zoals ik het zal noemen, is noch passief noch vechtlustig, maar priesterlijk. En dat is hard nodig in onze tijd.
Machtig en pervers
Genesis betekent “begin” en biedt de geschiedenis van dit begin, eerst van Gods wereld en daarna van Gods volk. Het scharnierpunt ligt in Genesis 11, waar we van het globale naar het specifieke gaan; van de naties naar Israël. De toren van Babel vat alles samen wat voorafging: de mensheid in haar hoogmoed. De mensen proberen naam te maken. Maar God weerstaat de hoogmoedigen en verheft de nederigen. Hij plukt Abraham uit datzelfde Babylonische gebied (en diezelfde Babylonische mentaliteit) om hem naar het westen te brengen.
Abraham zal ons laten zien hoe we de strijd in de cultuur kunnen aangaan zonder toe te geven aan groepsvorming of zonder ons terug te trekken in stilzwijgen
Het is God die Abrahams naam groot zal maken, maar op een heel andere manier. Abraham zal niet zijn zoals de stedenbouwers die zich verheffen door hun eigen aardse werken. Hij en zijn nakomelingen zullen in plaats daarvan de neerdalende zegen van de Geest bemiddelen: van de Heer, door het volk, naar de volken (Gen. 12:1-3, 7).
Tegen de tijd dat we Genesis 14 bereiken, zijn we klaar om te zien wat er gebeurt als trotse stedelingen met elkaar in botsing komen. Dit is een hoofdstuk over oorlog. Maar het gaat ook over een bewoner van een tent, Abraham, en de verrassende manieren waarop hij door de oorlogen van zijn cultuur navigeert. Terwijl we Genesis 14 verkennen, klinkt zijn situatie ons misschien bekend in de oren. Dat is ook de bedoeling. Maar laten we eerst eens kennismaken met de hoofdrolspelers in dit drama.
In Genesis 14 worden “koningen” en “oorlogen” voor het eerst in de Bijbel genoemd. Deze twee realiteiten zijn nauw met elkaar verbonden. Als er koninkrijken zijn, zijn er conflicten. Eerst maken we kennis met de vier koningen: die van Sinear, Ellasar, Elam en Gojim. Zoals later in de Bijbel blijkt, zijn dit de plaatsen waar de meeste problemen voor Israël vandaan zullen komen. De eerste drie plaatsen doen denken aan de grote Mesopotamische boemannen uit het Oude Testament: Assyrië, Babylonië en Perzië. De vierde plaats, Gojim, betekent simpelweg “volken”.
Je snapt het al. Deze vier Mesopotamische koningen doen in Genesis 14 wat zulke koningen altijd doen in de Bijbel: veroveren en onderwerpen. Maar de machtigen zijn niet de enige bedreiging voor Gods volk. In Genesis 14 ontmoeten we een andere bedreiging: de perverselingen.
De heersers van Kanaän zijn veel minder onheilspellend, tenminste militair gezien. Ze bezetten geen hoogten. Het zijn koningen van de vallei, klein en laag: “het Siddimdal” (vers 3) betekent “Vallei van de vlakte”; “het dal Sjave” zou vertaald kunnen worden als “Vallei van de vlaktes” (vers 17). Het zijn plaatsen van teerputten waar hun mannen vallen (vers 10). Voordat vernietiging van boven regent in Genesis 19, ligt er al een afgrond in hun midden.
In Genesis 13 wordt de lage ligging van deze steden naast hun zondigheid geplaatst (verzen 10-13). Ze zullen trefwoorden worden voor oordeel en schande (Deut. 29:23; Jes. 1:9; Hos. 11:8), en de namen van hun steden betekenen dingen als “Verwoesting” (Sodom), “Onderdompeling” (Gomorra), “Rode Aarde” (Adma), en “Klein” (Zoar). Dit zijn de twee blokken in oorlog in Genesis 14: de machtigen versus de perverselingen, de kolonialen versus de corrupten. Maar de winnaar – schijnbaar uit het niets – schokt iedereen.
Priesterlijk en bezeten
Abraham is de eerste persoon die in de Bijbel een “Hebreeër” wordt genoemd (vers 13). Het woord betekent letterlijk “iemand van gene zijde”. Hebreeërs zijn die mafkezen van de overkant van de rivier. Het is hoe niet-Israëlieten hen zouden beschrijven (39:17), en het was een etiket dat ze voor zichzelf gebruikten (Joz. 24:2-15). Het zijn vreemdelingen. Niet de norm. Ze passen er niet bij. En als ze het proberen (zoals Lot), loopt het altijd verkeerd af.
Abraham is de ‘vreemdeling pur sang. Als vader van de Hebreeuwse natie belichaamt hij alles waar ‘vreemdelingen’ voor staan. En hij kon niet méér verschillen van de andere volken. In een hoofdstuk over koningen is het opvallend dat Abraham nooit ‘koning’ genoemd wordt (evenmin als Izaäk, Jakob, Mozes, Jozua of de rechters).
Abrahams huishouden was vrijwel zeker groter dan dat van bijvoorbeeld het kleine Zoar. De Zoarieten hebben een koning maar Abraham is niet geïnteresseerd in de titel. Zijn militie verslaat de troepen van de machtige Kedor-Laomer, koning van Elam, maar toch woont Abraham in tenten. Gezien het feit dat hij 318 soldaten kan oproepen zouden we kunnen aannemen dat zijn huishouden uit 2000 mensen bestaat, misschien wel meer. Toch is Abraham geen koning en zal hij dat ook nooit worden. Hij is een familieman: vader van een gezin en ‘broer’ van een eigenzinnige neef.
Die eigenzinnige neef is de moeite waard om over na te denken. In Genesis 13 gaan Lot en Abraham uit elkaar. Terwijl Abraham door geloof leeft, leeft Lot op het oog – hij volgt zijn ogen naar een Eden- achtig land. Hij kiest ervoor om tussen grote zondaars te leven en slaat zijn tent op in de buurt van Sodom (vers 10-13). Het volgende dat we van Lot horen is dat hij in Sodom woont (14:12). Dit is de weg van verleiding. Die neemt altijd meer van ons dan we van plan waren te geven. Die trekt ons dieper naar beneden dan we bereid waren om te gaan.
Lot raakt niet alleen bezeten door de verleidingen van Sodom, maar wordt ook letterlijk in bezit genomen door de krachten van Kedor-Laomer en wordt weggevoerd. Lot behoorde dan wel tot Abrahams familie, maar hij blijft een waarschuwend voorbeeld voor wat er gebeurt als Hebreeën niet “degenen van gene zijde” zijn. Als leden van het geloofsgezin niet onderscheidend zijn, worden ze opgeslokt door perverse of machtige mensen of door allebei.
Gelukkig voor Lots familie zet deze ramp Abraham aan tot actie. Dit is het moment voor Abraham om de strijd aan te gaan met de machten van zijn tijd. Maar hij neemt zijn tijd. Wanneer de vier koningen de vijf overwinnen (vers 2), blijft Abraham in zijn tenten bij de eiken van Mamre. Hij vecht niet tegen de vijand; hij bouwt aan zijn gezin. Wanneer die Mesopotamische tirannen de Kanaänieten (inclusief Lot) 12 jaren lang onderwerpen, grijpt Abraham niet in. Wanneer de vijf Kanaänitische koningen in het 13e jaar in opstand komen, neemt Abraham daar geen deel aan (vers 4). Wanneer de vier koningen in het 14e jaar terugvechten is Abraham nergens te bekennen (vers 5-10).
Pas wanneer Lot en zijn familie worden weggevoerd mengt Abraham zich in de strijd. Voor het overgrote deel van deze 14 jaar van oorlog en tirannie is Abraham afwezig in het conflict. Hij is er echt een van de overkant, een vreemdeling en een balling. Hebreeën zegt het zo: “Door het geloof is hij een inwoner geweest in het land van de belofte als in een vreemd land en heeft hij in tenten gewoond, met Izak en Jakob, die mede-erfgenamen waren van dezelfde belofte. Want hij verwachtte de stad die fundamenten heeft, waarvan God de Ontwerper en Bouwer is” (Heb. 11:9-10).
Het Griekse woord voor “stad” hier is polis, waar het woord “politiek” vandaan komt. Abrahams politiek was niet van deze wereld. Hij kiest niet de kant van de vier koningen. Dit kan zijn tijdgenoten hebben verbaasd, omdat ook hij uit Mesopotamië komt en net als Kedor-Laomer een Semiet is. Aan de andere kant dachten sommigen misschien dat hij de kant van de vijf koningen – de Kanaänieten – zou kiezen.
Zeker, de nederlaag die Abraham toebrengt aan de vier koningen helpt Sodom en de anderen. Maar zodra Abraham de overwinning heeft behaald neemt hij opzettelijk en publiekelijk afstand van de vijf koningen wiens land hij heeft bevrijd (Gen. 14:21-24). Zijn politiek past gewoon niet bij de verwachtingen van die tijd. En dat komt omdat hij noch de machtigen noch de perverselingen bevoordeelt. Hij is priesterlijk en hij leidt de mensen naar de enige rechtvaardige koning, Melchizedek: de koning van de vrede (verzen 17-20).Het verhaal eindigt niet met rokende ruïnes of overwinningsmarsen, maar met een maaltijd van brood en wijn en een zegengebed. Abraham richt alles niet op oorlog maar op aanbidding. Genesis 14 is een vreemd en wonderlijk verhaal. Maar het is meer dan dat. Het is ons verhaal.
De Schrift is een fractal
Een fractal (of fractaal) is een geometrische vorm die er ongeacht de schaal hetzelfde uitziet. Als er
wordt ingezoomd of uitgezoomd, blijft het patroon hetzelfde. Zoek online maar eens op “fractal” of “Mandelbrot set” om voorbeelden te zien, want de visuele structuur van een fractal is net als de literaire structuur van de Bijbel. Je kunt inzoomen op de details van de Schrift om patronen op microniveau te vinden die zich op elk niveau herhalen. De kleine verhalen echoën grotere verhalen en de grotere verhalen passen in nog grotere plotlijnen die dezelfde kenmerken hebben. Neem Genesis 14 als voorbeeld.
Abraham richt alles niet op oorlog, maar op aanbidding
Hier hebben we Abraham, onze Hebreeuwse held. Hij is net uit Egypte gekomen in het land dat hem beloofd was met enorme bezittingen (Gen. 12). Hij krijgt het bevel om zijn erfdeel te verkennen (Gen. 13). Dan verovert hij het land, verslaat zijn vijanden, verjaagt hen van het land en vestigt ware aanbidding met de koning van (Jeru)Salem als middelpunt (Gen. 14). Het patroon is bekend en het blijft zich herhalen.
In het volgende hoofdstuk krijgt Abraham deze belofte: “Toen zei God tegen Abram: Weet wel dat uw nakomelingen vreemdelingen zullen zijn in een land dat niet van hen is; zij zullen hen dienen en men zal hen vierhonderd jaar onderdrukken. Maar ook zal Ik over het volk dat zij zullen dienen, rechtspreken en daarna zullen zij met veel bezittingen wegtrekken” (15:13-14).
Zoals het met Abraham is, zo zal het met zijn nageslacht zijn. Ze zullen uit Egypte worden gehaald (Exodus), hun erfenis verkennen (Numeri-Deuteronomium) en het land veroveren (Jozua), voordat ze de eredienst in Jeruzalem vestigen (1 Samuël).
Zoom verder uit en je ziet dat dit waar is voor de definitieve nakomeling van Abraham, Jezus (Gal.3:16). Christus werd uit de hel van het kruis tot opstanding gebracht en wij wachten op zijn wederkomst, wanneer “De koninkrijken van de wereld zijn van onze Heere en van Zijn Christus geworden, en Hij zal Koning zijn in alle eeuwigheid.” (Openb. 11:15).
Maar laat het daar niet bij blijven, want dit patroon geldt ook voor ons. Door het geloof zijn wij het nageslacht van Abraham (Gal. 3:29). Ook wij zijn verlost van onze geestelijke slavernij en ook wij wonen in dit tijdperk als vreemdelingen in het land. Wij zijn erfgenamen van de belofte, in afwachting om de aarde te beërven.
Genesis 14 is geen oude geschiedenis. Het onthult de vorm van het ware leven: het leven van Abraham, van zijn nakomelingen, van Christus en van ons. We zien hier een patroon voor hoe we als ballingen in het heden moeten leven, vechtend voor de huisgenoten van het geloof te midden van de machtigen en de perverselingen. Misschien kunnen we het “De Abrahamoptie” noemen.
De Abraham-optie
Abraham was geen koning en hij weigerde de macht van koningen te ondersteunen. Hij was geen Babel-achtige bouwer van de stad, noch een Lot die zich laafde aan de geneugten van de stad. Zijn ogen waren gericht op “de stad die fundamenten heeft, waarvan God de Ontwerper en Bouwer is” (Heb 11:10). En toen hij in Kanaän was, wijdde hij zich radicaal aan de huisgenoten van het geloof, wetende dat, door Gods belofte, zijn nageslacht de hoop van de wereld was.
Dit gezegd hebbende, moeten we Abraham niet zien als een stille man zonder invloed in zijn tijd en omgeving. Allereerst trok zijn toewijding aan de Heere toewijding aan van de nabijgelegen Amorieten: Mamre, Escol en Aner (Gen. 14:13, 24). Iets in deze vreemde Hebreeërs trok de lokale bevolking aan die zich aansloot bij deze geloofsgemeenschap.
Ten tweede was Abraham duidelijk met zijn familie aan het doen wat de Heere met zijn volk doet: Hij traint onze handen voor de strijd (Ps. 18:35). Gedurende 14 jaar hield Abraham zich buiten de conflicten van zijn tijd. Maar ondertussen voedde hij geen doetjes of doelloze dwaalgasten op. Abrahams geloofsfamilie was gevaarlijk. Zij konden en zouden een onuitwisbare stempel op de wereld drukken. Sterker nog, zij zouden overwinnen. Maar Abraham had het geduld en de voorzichtigheid om te weten wanneer en hoe hij in actie moest komen.
In de tijd van het Nieuwe Testament is ons natuurlijk geboden om onze zwaarden van staal weg te doen en in plaats daarvan het zwaard van de Geest, de Schrift, op te nemen (Hebr. 4:12). We moeten vooruitgang boeken door overreding en prediking, nooit door geweld of dwang. Toch moeten we voorwaarts gaan. En de militaire taal wordt niet losgelaten, maar opnieuw gebruikt: “De wapens van onze strijd zijn immers niet vleselijk, maar krachtig door God, tot afbraak van bolwerken. Want wij breken valse redeneringen af en elke hoogte die zich verheft tegen de kennis van God, en wij nemen elke gedachte gevangen om die te brengen tot de gehoorzaamheid aan Christus” (2 Kor. 10:4-5).
Als nakomelingen van Abraham strijden we nog steeds als de tijd rijp is. We bouwen geduldig aan de kerk, maar op sommige momenten begeven we ons in de strijd van het populaire debat wanneer het geloof wordt bedreigd. Ons evangelie confronteert aardse machten en soms wordt gedacht dat we “partij kiezen” in de gevechten van deze wereld. Maar Abraham was niet al te kieskeurig: soms raakte hij verstrikt in de oorlogen van zijn cultuur. En hij was geen permanente rustzoeker: er kwam een moment dat hij zou vechten.
Ook wij zullen vechten. Maar we vechten op een spirituele manier. Er zijn momenten waarop we het publieke domein betreden om “argumenten te vernietigen” en gedachten “gevangen te nemen”. Daar is moed voor nodig. Sterker nog, er wordt meer moed gevraagd van een strijder uit het Nieuwe Testament, want we trekken ten strijde met afzien van alle wapens en wapenrusting, maar alleen uitgerust met die van de Heere (Ef. 6:10-20).
We zien een patroon voor hoe we als ballingen in het heden moeten leven, strijdend voor de huisgenoten van het geloof te midden van de machtigen en de perverselingen
Uiteindelijk is de overwinning verzekerd door opofferende liefde, overtuigende woorden en het kruis van Christus: “En zij hebben hem overwonnen door het bloed van het Lam en door het woord van hun getuigenis, en zij hebben hun leven niet liefgehad tot in de dood.” (Openb. 12:11). In Genesis 14 zien we in het klein en in een notendop hoe we moeten strijden voor de huisgenoten van het geloof.
Abraham wachtte lange jaren. Maar toen zijn gezin met vernietiging werd bedreigd kwam hij in actie. Het gezin van Lot was een doelwit voor de verleiding van de perverselingen en de tirannie van de machtigen. Abrahams gezin daarentegen was een koker vol pijlen, geslepen om hun doel te bereiken (Ps. 127:4-5). In het publieke domein kon het huishouden van Abraham “het opnemen tegen de besten”, zelfs al deden ze dat op onverwachte manieren.
De overwinning van de 318 soldaten van Abraham zou ons moeten doen denken aan Richteren 7, waar de Heere Gideon de overwinning schenkt – niet met de 22.000 man van wereldse kracht, maar met een schamele 300 soldaten. In het Westen van vandaag worden we misschien ontmoedigd door de omvang van de zendingstaak en ontmoedigd door onze geringe getalsterkte. Maar de Heere geeft graag overwinning door zwakheid. En soms wacht Hij, net als bij Abraham of Gideon, tot de wanverhouding overweldigend is: zoals de trompetten van de priesters tegenover de muren van Jericho; zoals de tentharing van Jaël tegenover Sisera; zoals de katapult van David tegenover Goliath; zoals het bloed van Christus tegenover zonde, dood en hel; zoals het woord van de Geest tegenover de bolwerken van Satan; zoals een getuigende kerk tegenover de poorten van de hel.
Vanuit menselijk perspectief is het absurd. Maar met de 318 in gedachten beschouwen we de dingen
naar de Geest en niet naar het vlees.
De weg naar de overwinning
Genesis 14 eindigt niet met gevechten maar met brood, wijn en zegeningen (verzen 18-20). Waar de strijders van die cultuur alleen konden denken in termen van triomf of tragedie, concentreerde Abraham zich op een tafel. Hier vond hij de enige goede koning, Melchizedek: de Koning van de Vrede, de Priester van God de Allerhoogste en de Bron van alle zegen. Door zijn zegening is Abraham in staat om zichzelf los te maken van de gevechten die hij heeft geleverd.
Een tijd lang koos Abraham een kant in enkele aardse conflicten. Hij versloeg enkele machtige vijanden en sloot een verbond met enkele perverse bondgenoten. Het was nodig om op deze manier te strijden en de Heere bracht hem de overwinning. Maar Abraham was de laatste om oorlog te voeren en de eerste om te aanbidden. Als de strijd gestreden is, keert hij terug naar het feest en het huisgezin. Daar maakt de Heer duidelijk dat Hij degene is die het huisgezin bouwt.
Nadat de strijd gestreden is, komen we in Genesis 15, waar Abraham slechts toeschouwer en ontvanger is. Hier ontmoeten de beloften van de Heere de angsten van Abraham en zijn gezin.
Vrezen wij de represailles van de machtigen? Christus is ons schild. Zijn wij bang dat we de buit van de perverselingen mislopen? Christus is ons schild, ons loon zeer groot (vers 1). Vrezen wij de ineenstorting van de kerk? Christus heeft nakomelingen beloofd zo talrijk als de sterren (verzen 2-6). Vragen we ons af hoe Hij dit alles in vredesnaam tot stand kan brengen? Door bloedserieuze verbondsliefde zal de Heere het allemaal doen. Hij zal ons door intens lijden heen naar een immense erfenis brengen. Door grote verdrukking heen zal de Heere Zijn doelen vervullen (verzen 7-21).
Dit is het patroon in elk tijdperk. Het is Egypte en dan het beloofde land, ballingschap en dan terugkeer, lijden en dan heerlijkheid, kruis en dan opstanding. Het volk van de Messias zal zegevieren. Maar we triomferen alleen en altijd op de weg van de Messias.
Noot van de redactie:
Dit artikel is in aangepaste vorm overgenomen uit Faithful Exiles: Finding Hope in a Hostile World,
bewerkt door Ivan Mesa en Elliot Clark (TGC, september 2023). Te koop via de TGC Bookstore of
Amazon.
Glen Scrivener is predikant van de Church of England en een evangelist die Christus verkondigt door middel van schrijven, spreken en online media. Hij leidt de evangelisatiebediening Speak Life. Glen komt oorspronkelijk uit Australië en nu wonen hij en zijn vrouw Emma met hun twee kinderen in Engeland. Ze behoren tot de gemeente van All Souls Eastbourne. Hij is de auteur van verschillende boeken, waaronder The Air We Breathe: How We All Came to Believe in Freedom, Kindness, Progress, and Equality en 3-2-1: The Story of God, the World, and You.
Oorpronkelijk artikel: