×

Bijbels tegengif tegen racisme (2)

Meer van Ronald Kalifungwa

Hoe we raciale spanning richting andere gelovigen binnen het Lichaam van Christus kunnen opheffen

Inleiding

In het eerste artikel over Bijbels tegengif tegen racisme hebben we gezien dat racisme een gif is dat moet worden tenietgedaan en met wortel en tak uitgeroeid. We hebben bovendien gezien dat, als we racisme willen overwinnen, we ons de Bijbelse grondregels eigen moeten maken, zodat we immuun worden tegen raciale doctrines, raciale vooroordelen en raciale overheersing.

De focus van dit eerste artikel lag op het tegengif dat christenen moet helpen om zich van racisme te vrijwaren in hun relatie met anderen. In dit artikel wil ik me richten op tegengif dat helpt om raciale spanning in onze relatie met andere gelovigen binnen het Lichaam van Christus op te heffen. In dit kader zou ik me graag vooral willen richten op Kolossenzen 3:11.

Paulus’ bedoeling bij het schrijven van deze brief was om een aantal problemen aan de orde te stellen waarmee de gemeente van Kolosse worstelde. Deze problemen waren onder andere: de invloed van de toen gangbare filosofie, die het leven van de gemeente binnensloop, de joodse riten en gebruiken, de aanbidding van engelen en ascetisme. Paulus wilde deze zaken aan de orde stellen door Christus te presenteren als het allesomvattende centrale grondbeginsel van wat men zou moeten denken, zeggen en doen.

Deze gerichtheid op Christus moet in het bijzonder in hun onderlinge relaties zichtbaar worden. Ze moeten leven conform het feit dat ze met Christus zijn opgewekt en een band met Hem hebben. In de context van ons Schriftgedeelte stelt Paulus het leven buiten Christus (het leven van “de oude mens”, dat wordt gekenmerkt door zonde: de nationale, godsdienstige en sociale scheidslijnen tussen mensen die hen steeds van elkaar scheidden en onderlinge animositeit aanwakkerden) tegenover het leven in Christus (“de nieuwe mens”, wiens leven wordt gekenmerkt door deugden zoals liefde, tolerantie, geduld, broederschap en vrede).

Vandaar dat hij de Kolossenzen die “nieuwe mensen” waren geworden aanspoort om de “oude mens met zijn daden [uit te trekken]” en te leven als de “nieuwe mens” die is “vernieuwd […] overeenkomstig het beeld van Hem Die hem geschapen heeft.” (HSV) En als mensen met dit nieuwe beeld moeten ze, in hun relatie tot de ander en in de gemeente van Christus, eraan denken dat “niet Griek en Jood van belang [is], besnedene en onbesnedene, barbaar en Scyth, slaaf en vrije, maar [dat] Christus alles en in allen [is].”

Paulus betoogt hier dat van degenen die de “nieuwe mens hebben aangetrokken” in het kader van interraciale contacten wordt verwacht dat ze een nieuwe manier van denken, een nieuwe manier van handelen krijgen en zich op een nieuwe manier tot anderen verhouden. Het is mijn taak om in dit artikel deze nieuwe manier voor u te ontvouwen.

Het is geen geheim dat, hoewel Christus de kerk niet heeft geleerd om racistisch te zijn, racisme in verschillende sectoren van de christelijke kerk desalniettemin springlevend is. Dr. Joel Nederwood schreef over de kerk van Noord-Amerika in een van de periodieken van de Christian Reformed Church: “Maar er is zeker wel racisme in onze kerk – hetzelfde soort geïnstitutionaliseerd racisme dat overal op ons continent de kop op steekt (…) Het is gewoon een feit dat onze kerk meer dan eens heeft laten zien dat ze niet in staat is om diegenen die tot een ander ras behoren te aanvaarden.” Ik ben er zeker van dat menigeen het met me eens is dat Nederwood hier ook over een groot deel van de Zuid-Afrikaanse kerk spreekt.

Een aantal jaar geleden hoorde ik van een kerk ergens in Zuid-Afrika die een tijdlang voornamelijk blank was geweest, waar nu ook gekleurde mensen lid van begonnen te worden. Het leek er eventjes op dat zowel zwart als blank met elkaar diensten konden houden. Maar het bleek al snel dat de meeste blanken zich niet prettig voelden bij de integratie die zich voltrok. De kerkenraad besloot uiteindelijk om in een ander deel van de voorstad, waar voornamelijk blanken woonden, een nieuwe gemeente te stichten. Bijna alle blanke gemeenteleden besloten om naar de nieuwe gemeente toe te gaan, terwijl de meeste gekleurde gemeenteleden in de ‘moedergemeente’ achterbleven.

Ik heb ook verschillende verhalen gehoord van raciale conflicten en vooroordelen in de kerken. En ja, ook ik ben er slachtoffer van geweest. Ik zal nooit een gebeurtenis vergeten die ik een aantal jaar geleden in een gemeente in Pretoria heb meegemaakt. Ik was uitgenodigd om er te komen preken. Toen de dienst was begonnen, sprong de blanke broeder die achter me zat telkens op wanneer er een lied werd opgegeven en hij wees me de bladzij aan waarop het lied te vinden was. Hij wist niet dat ik degene was die de liederen had uitgekozen en voelde zich enorm opgelaten toen de voorganger me vroeg naar voren te komen om de gemeente het derde lied, dat ze niet zo goed kende, aan te leren. Hij voelde zich nog meer opgelaten toen ik werd uitgenodigd om te gaan preken. Gedurende de preek heeft hij me niet aangekeken. Ik twijfel er niet aan dat hij behulpzaam wilde zijn, maar waarom dacht hij eigenlijk dat ik zijn hulp nodig had? Ik weet wel zeker dat het mijn huidskleur was, die toevallig anders was dan de zijne. Natuurlijk is racisme geen probleem van onze tijd alleen: het is al een oud probleem. In de vroege kerk waren er altijd raciale spanningen tussen Joden en heidenen. En het feit dat Paulus zowel aan de Efeziërs als aan de Kolossenzen schreef was gedeeltelijk ingegeven door de raciale spanningen die hij wilde verminderen en door het tegengif tegen elke vorm van racisme dat hij ze wilde geven.

Er zijn drie soorten tegengif in het bijzonder waarop ik de aandacht zou willen vestigen. Het eerste dat we moeten begrijpen is:

1. De kerk hoort in wezen een eenheid in veelkleurigheid te zijn (Kol. 3:11).

Aangezien dit het geval is, moeten er vier zaken voor de kerk gelden:

a) De kerk moet openstaan voor mensen van alle rassen (vs. 11). Paulus benadrukt het feit dat er in de kerk zowel Joden als Grieken moeten zijn. Het feit dat er zowel Grieken als Joden in de gemeente zijn, mag helemaal geen issue zijn. Voor ons betekent dit dat de kerk haar deuren moet openen voor blank en bruin en geel en zwart – iedereen heeft een plaats in Christus’ kerk.

b) De kerk moet openstaan voor mensen uit alle culturen (vs. 11). De kerk moet openstaan voor mensen die aan besnijdenis doen zowel als aan degenen die dat niet doen. In de gemeente zijn geen besnedenen of onbesnedenen: er zijn alleen christenen. Bovendien moet de gemeente openstaan voor “barbaar en Scyth”. Dat betekent: degenen uit primitieve samenlevingen en degenen die als ongevoelig en onbeschaafd te boek staan. Bovendien:

c) De kerk moet openstaan voor mensen van elke status en uit welke levenssituatie dan ook. De kerk moet openstaan voor zowel “slaaf als vrije”.

d) De kerk moet ook openstaan voor alle mensen ongeacht hun geslacht. We moeten naar Galaten om dit punt te kunnen begrijpen. Paulus zegt in Galaten: “[In Christus] is het niet van belang dat men man of vrouw [is]” (3:28). Vrouwen zijn in de gemeente geen tweederangsburgers; ze zijn net zo waardig en worden net zoveel gewaardeerd als de mannen.

Uiteindelijk zegt Paulus hier dat de kerk open moet staan voor iedereen, uit alle klassen en lagen van de bevolking. Ik geloof niet dat de kerk een kleurenblinde en klasseloze gemeenschap is. Ik geloof echter wel dat de kerk een gemeenschap is waarin mensen met welke huidskleur en uit welke klasse dan ook een plaats hebben. Het gaat er in Kolossenzen 3:11 niet om dat culturele, etnische en raciale verschillen onbelangrijk zijn, want ze zijn wel belangrijk. Het gaat erom dat ze geen obstakel mogen vormen voor een diepgaande, persoonlijke en hechte verbondenheid. De sopraanpartij is anders dan de altpartij. Ze zijn in belangrijke mate anders, maar het verschil is geen obstakel in een koor. Het is juist een aanwinst. Verschillend zijn in termen van onze raciale samenstelling moet eerder een aanwinst dan een belemmering zijn.

2. Het hoge ideaal van eenheid in veelkleurigheid in de kerk werd en wordt altijd door de zonde gesaboteerd.

Een aantal van die zonden die de eenheid van de Geest saboteren wordt in Kolossenzen 3: 8 voor ons geschetst. Daar horen zonden als “toorn, woede, slechtheid, laster, en schandelijke taal” en tegen elkaar liegen bij. Als ik er een aantal aan mag toevoegen, horen daar ook intolerantie, clichématig denken, ongeduld en hoogmoed bij.

Racisme is uiteraard een zonde waarin veel van de bovenstaande zonden samenkomen. Racisme is hoogmoed als het ene ras zich boven het andere verheft en erop neerkijkt. Racisme is afgoderij als het ons eigen ras tot een soort god maakt waaraan we eer moeten bewijzen. Racisme is moord als mensen van het ene ras de broeders van het andere haten. Racisme is liegen omdat het de goede naam van een ander ras kan beschadigen en de waardigheid van mensen die naar het beeld van God zijn geschapen kapot kan maken. Met andere woorden: racisme ontkent het Evangelie en saboteert de eenheid die het Evangelie in de kerk tot stand wil brengen en onderhouden.

Daarom: als we deze zonden begaan, saboteren we het hoge ideaal van eenheid van de kerk die door de Geest van God tot stand wordt gebracht. Aan de andere kant is het zo dat, als we deze zonden haten en de glorie en eer van onze God en het goede voor zijn kerk liefhebben, we het hoge ideaal van eenheid in veelkleurigheid hooghouden.

3. De grond voor eenheid in veelkleurigheid in de kerk is Christus.

De grond voor eenheid in veelkleurigheid in de kerk is Christus en moet dat zijn. De Bijbel zegt in Kolossenzen 3:11 dat Christus alles is. Dat is een andere manier om te zeggen dat Christus alles voor de individuele gelovige en voor de kerk betekent. Zonder Christus kunnen we niets doen (Joh. 15:5). Gemeenten en individuele gelovigen die niet op Christus bouwen kunnen nooit de vloek van het racisme verslaan. Let erop dat de Bijbel op verschillende manieren laat zien dat Christus alles is waar het betrekkingen tussen rassen betreft:

a) Christus is alles in de zin dat Hij de grond voor onze verlossing is. Hij heeft onze verlossing gekocht door Zichzelf in de dood over te geven. Daardoor heeft Hij de basis gelegd waardoor eenieder die in Hem gelooft, of hij nu Jood of heiden is, blank of zwart, bruin of geel, “de ongerechtigheden [zijn] vergeven” en “aan wie de Heere de zonde niet toerekent” (Rom. 4:7,8). Bovendien hervormt Hij door zijn Geest de harten van zijn volk dusdanig dat ze worden vrijgemaakt van de heerschappij van de zonde van het racisme.

b) Christus is alles in de zin dat Hij de Degene is Die onze verlossing schraagt. Alles is in Hem besloten. Hij heeft alles wat zijn volk nodig heeft om godvruchtig te leven en onze zonden (ook die van het racisme) te overwinnen. Hij is alles voor zijn volk. Hij is hun licht en leven, hun wijsheid en rechtvaardigheid, hun heiliging en verlossing, hun voedsel en kleding, hun kracht en rijkdom, hun vreugde, vrede en troost. Wanneer christenen in racisme blijven volharden, zou het wel eens kunnen zijn dat ze niet uit deze bron leven die de enige is die hen de kracht geeft om te overwinnen.

c) Christus is alles in de zin dat Hij de Voleinder van onze verlossing is. Hij alleen schenkt de glorie die erop volgt. Hij Die ons de genade schenkt om de zonde op aarde te overwinnen, schenkt ons ook de genade om voor eeuwig zonder zonde in glorie te leven.

d) Christus is alles in de zin dat Hij onze vrede is, Die “de tussenmuur, die scheiding maakte, [heeft afgebroken]” (Ef. 2:14). Hij heeft de “tussenmuur” die de heidenen van de Joden scheidde neergehaald. Hij heeft de mozaïsche wetten vervuld die een scheiding vormden tussen de Joden en de heidenen door Zichzelf als een offer voor God op te offeren. Hij heeft de grievende zonde van de mens en de goddelijke toorn weggenomen, en, aangezien jood en heiden nu met God zijn verzoend, kunnen ze ook met elkaar worden verzoend.

e) Christus is alles in de zin dat Hij onze enige Heer is (Hand. 2:36). Cultuur of etniciteit is niet onze heer: dat is Christus. Zijn er niet toch christenen die meer toegewijd zijn aan raciale groepsvorming en cultuur dan ze zijn ten opzichte van de Heer Jezus Christus? [Jawel,] maar Christus is Heer. Hij is “alles en in allen”, uitnemend waardevol, geheel en al aantrekkelijk, de hoogste van tienduizenden, Wiens wet we hoger achten dan alle schepselen en al het geschapene. Wat de raciale verhoudingen betreft, moeten we daarom zijn wil doen.

Maar Hij is niet alleen “alles”. Er staat ook in Schrift dat Christus in “allen” is, en hierbij moeten we het feit benadrukken dat Hij in alle gelovigen is, ongeacht hun ras, cultuur en etniciteit (Ef. 4:4, Rom. 8:9). We hoeven niet bij een specifiek ras te horen om Christus in ons te hebben. Christus is in allen die geloven, ongeacht hun uiterlijk (Hand. 13:1,2).

Efeze 4 herinnert ons er ook aan dat er één lichaam, één Geest, één hoop, één Heer, één geloof, één doop en één God en Vader van allen is Die boven allen staat, en door allen en in allen is. Let op de nadruk op “één”. Alle gelovigen zijn in één lichaam; het lichaam van Christus, en er woont één Geest in hen. Er bestaat geen lichaam voor blanken en een ander voor zwarten, en er is geen Geest voor blanken en een andere voor zwarten. Iedereen ervaart één doop met de Geest, en iedereen heeft één God en Vader.

Dat alle gelovigen, ongeacht hun raciale achtergrond, Christus bezitten, Die ons alles is, maakt hen heel bijzonder voor ons. Onze geestelijke band met hen moet zwaarder wegen dan verschillen in ras en cultuur. Ik geloof dat dit hetgeen is dat Paulus in dit Schriftgedeelte wil benadrukken. Wat moet in dit licht dus onze conclusie zijn?

Conclusie

1. Als Christus alles in onze eenheid is, en als we de eenheid van de Geest willen behouden, dan moet het lijken op Christus onze prioriteit hebben. En hoe kunnen we deze eenheid behouden? Paulus presenteert de methode hiervoor in Kolossenzen 3:12-17. We moeten ons “kleden” met de vruchten van de Geest, en we moeten “het woord van Christus in rijke mate in [ons laten] wonen” (vs. 16). We moeten racistische neigingen bestrijden “met innige gevoelens van ontferming, vriendelijkheid, nederigheid, zachtmoedigheid [en] geduld” (vs. 12). We moeten elkaar “verdragen” en “vergeven”. Blanke mensen moeten zwarte mensen vergeven en zwarte mensen moeten blanke mensen vergeven voor elke door racisme ingegeven onrechtvaardigheid die men elkaar heeft aangedaan. Bovendien kunnen we racisme alleen maar bestrijden door ons te “kleden” met liefde, die een veelheid van zonden bedekt.

We moeten er ook naar streven dat vrede in ons hart heerst. Misschien heb je last van een slecht geweten met betrekking tot een verkeerde, door racisme ingegeven verhouding. Probeer dan de zaak met God en met de persoon in kwestie op te lossen. Dat is de enige manier om een geweten te krijgen waarin vrede woont. Het moge duidelijk zijn dat dit Schriftgedeelte niet een algemene vermaning tot eenheid is. Het is een specifieke vermaning tot eenheid in alle gevallen waarin de natuurlijke raciale verschillen zich zo duidelijk manifesteren. De tekst brengt een krachtige boodschap aan een gemeente die langs de scheidslijnen van ras is verdeeld (zie ook Ef. 4:1).

2. Vanwege onze geestelijke eenheid in de kerk die zelfs over de grenzen van ras heengaat, moeten we strijden tegen vooroordelen die we door de tijd heen tegen broeders van andere rassen hebben ontwikkeld. We moeten uitingen zoals de volgende vermijden: “Zwarten kunnen niet organiseren”, “Blanken kunnen niet samen met zwarten optrekken”, “Zwarte mensen weten niet hoe ze met geld moeten omgaan; ze geven het liever uit aan kleding of dure auto’s in plaats van een goed huis”, “Blanken zijn egoïstisch en betuttelend”, “Ik weet zeker dat er veel meer slechte gekleurde mensen, dan goede zijn en dat is jammer. Ik denk dat ze gemakkelijk op het juiste spoor te krijgen zijn, als ze in het woord van God zouden worden onderwezen”, “In de beleving van sommige van onze blanke broeders betekent ‘broederschap’ doorgaans een bevoogdende verhouding.” Dergelijk bevooroordeeld denken moet uitgeroeid worden en moet plaatsmaken voor verhoudingen die zijn gebaseerd op liefde, wederzijds respect en vertrouwen.

3. Graag zou ik een aantal suggesties willen doen die moeten bijdragen aan raciale verzoening.

a) Ten eerste moeten we bidden of de Heer ons wil helpen ons inzicht te geven in het ideaal met betrekking tot raciale verhoudingen dat Hij zo duidelijk in zijn Woord openbaart.

b) Ten tweede moeten we onszelf als voorgangers en gemeenteleden onderzoeken om te bepalen waar we wat racisme betreft staan. Als we erachter komen dat we in gebreke blijven moeten we berouw tonen en vragen om de vergeving van de Heer.

c) Ten derde moeten we in onze preken en ons onderwijs onze gemeenteleden leren hoe ze zich ten opzichte van racisme moeten opstellen. Een uiteenzetting van Efeze 2 kan een goed beginpunt zijn.

d) Ten vierde moeten we de patronen in onze gemeentes onderzoeken die belemmeringen opwerpen richting andere rassen en proberen om deze belemmeringen met Gods hulp weg te nemen.

e) Ten vijfde moeten we proberen om echte en individuele vriendschappen op te bouwen die over grenzen van ras heengaan. Dit zal ons helpen om van onze vooroordelen met betrekking tot rassen af te komen. We moeten er werk van maken om nieuwe bewoners te dienen die in onze buurt komen wonen en die onze taal en cultuur willen leren. We moeten ook de cultuur bestuderen van degenen die bij ons in de buurt wonen. We moeten, daar waar mensen van een ander ras aan de Bijbelse criteria voldoen, er ook naar streven om leiderschap met hen te delen.

f) Ten zesde moeten we aan kerkplanting doen in onze woonplaats en andere gemeenschappen waarin scheiding en conflicten tussen rassen vaak het zichtbaarst zijn, om zodoende de helende kracht van het Evangelie in woord en daad te verkondigen teneinde iets aan de situatie te doen.

4. Ik zou willen eindigen met het doel te schetsen dat Christus had toen Hij zijn kerk vestigde. Het was de bedoeling van onze Heer dat in dit nieuwe ‘mensenras’ alle etnische groepen van de wereld zouden zijn inbegrepen (Math. 24:14). En de kerk moet er hier op aarde de zichtbare uitdrukking van zijn.

In Openbaring 5:9 wordt ons de volkomen verwerkelijking van dat doel getoond. We zien hier een beeld van de hemel. In dat beeld vinden we volkeren “uit elke stam, taal, volk en natie” bijeen in aanbidding. De implicatie hiervan is dat we in de hemel de veelkleurigheid zullen herkennen, maar dat we tegelijkertijd volkomen verenigd zullen zijn als één volk. Eenheid, veelkleurigheid en harmonie tussen de rassen zullen de kenmerken zijn van hen die oneindige glorie en eer brengen aan Hem Die “op de troon zit” en het Lam.

Mogen ook wij ons inspannen om hier op aarde iets van die heerlijke eenheid in veelkleurigheid van de triomferende Kerk te laten zien. Ter ere van onze Verlosser Die is gestorven om dit te bewerkstelligen. Amen.

Eerder verschenen in: Reformation Today RT 279 en 281; zie https://reformation-today.org
Vertaling: Henk van ter Meij

Laad meer
Laden