×

Lezen: Psalm 51

Ik ken mijn wandaden (…) tegen u, tegen u alleen heb ik gezondigd.
Psalm 51:5-6a

Over de diepte en echtheid van het berouw van de jongste zoon doet Jezus geen uitspraak. We kunnen ernaar gissen, zoals ik al deed naar aanleiding van de ‘inkeerregeling’, maar Jezus gaat het daar kennelijk niet om in dit verhaal. Cruciaal is dat hij mét zijn schuldbelijdenis en zónder zijn armzaligheid te verbergen naar zijn vader terugkeert. Hij belijdt evenals koning David in Psalm 51 dat hij tegen God heeft gezondigd: ‘Vader, ik heb gezondigd tegen de hemel en tegen u.’ Hij beseft zijn absolute onwaardigheid nog langer als zoon beschouwd en behandeld te worden.

De vader zit duidelijk niet te wachten op nóg een zoon die in termen van prestaties en verdiensten denkt en zich als knecht gedraagt.

Het is treffend dat de vader hem uiteindelijk de kans niet geeft om met zijn voorgenomen inkeerregeling – ‘behandel mij als een van uw dagloners’ – op de proppen te komen. Zelfs de omhelzing gaat nog vóór de schuldbelijdenis uit! Dat is genade ten voeten uit.

Het zou overigens ondenkbaar zijn geweest dat deze vader op het voorstel van een baas-knechtrelatie positief was ingegaan. Niet alleen is het onmogelijk om langs die route de vader-kindrelatie te herstellen, deze vader zit duidelijk niet te wachten op nóg een zoon die in termen van prestaties en verdiensten denkt en zich als knecht gedraagt.

Zowel zondekennis en schuldbesef als goede daden en eigengerechtigheid kunnen je op het spoor van een knecht-en-verdienmodel brengen. Beide houden je echter buiten het ‘feest van de vaderliefde’. Jongste én oudste zonen, zondaars én farizeeërs, ze komen er alleen door de verdiensten van dé knecht.

Jongste én oudste zonen, zondaars én farizeeërs, ze komen er alleen door de verdiensten van dé knecht.

Zingen: Psalm 51:1, 2

Noot van de redactie: 

Ga naar het overzicht van alle artikelen in de serie 30 x Lucas 15.

Met toestemming van de uitgever overgenomen uit: Bijbels Dagboek 2015 (De Vuurbaak 2014).

Laad meer
Laden